h
London Office
Quick Contact
Image Alt

Successierechten

Artikel 1, 1° van het C . succ . (art. 2.7.3.1.1 C.F.F.) bepaalt dat een successierecht wordt gevestigd op de waarde, na aftrek van schulden, van alles wat in de nalatenschap van een inwoner van het Koninkrijk (natuurlijk persoon) wordt ontvangen. Artikel 15 van het C . succ . (art. 2.7.3.2.1 C.F.F.) wordt voorts gepreciseerd dat de successierechten verschuldigd zijn over alle goederen(waar deze zich ook mogen bevinden) die aan de overledene toebehoren.

Abonneren om inhoud te ontgrendelen

Wij delen graag onze gedachten en adviezen over dit spannende en evoluerende onderwerp. Wij willen onze gedachten en adviezen graag op een speciale manier met u delen en als u wilt, kunt u via deze banner inloggen om toegang te krijgen tot de hele site. We zien u graag op onze BLOG (link invoegen) en herinneren u eraan dat ons privacybeleidHIER beschikbaar is. Geniet van uw bezoek en we kijken ernaar uit u weer te zien.

Loading...
Een persoon wordt geacht een “inwoner van het koninkrijk” te zijn indien hij op het tijdstip van zijn overlijden zijn woonplaats of de zetel van zijn fortuin aldaar heeft gevestigd. Hoewel deze definitie op het eerste gezicht identiek is aan die welke van toepassing is op de personenbelasting (art. 3, §§ 1 en 2 W.I.R. 1992), is het van belang te onderstrepen dat men niet-ingezetene kan zijn voor de personenbelasting en tegelijkertijd een “inwoner van het Koninkrijk” voor de successierechten, en dus onderworpen aan de successierechten. Dit verschil in behandeling moet ook worden onderzocht in het licht van internationale verdragen ter voorkoming van dubbele belastingheffing die specifieke criteria bevatten voor de vaststelling van de fiscale woonplaats.

Duidelijker kan het niet. Het begrip “alles wat wordt ontvangen”, “universaliteit van goederen”, omvat kunstwerken, zonder dat er een bijzonder criterium is om ze te onderscheiden van de massa andere goederen die in de nalatenschap van de overledene worden ontvangen. Kunstwerken maken deel uit van dit universum van activa en zullen derhalve onderworpen zijn aan dezelfde belastingregeling als alle andere activa, ongeacht hun aard, waarde, toestand, eventuele administratieve status, ouderdom, enz. De tarieven, aftrekken, verminderingen, toelagen, termijnen, bewijsregels, enz. zijn identiek, zowel wat dit laatste goed betreft als wat de kunstwerken betreft, overeenkomstig de regels die op de nalatenschap in haar geheel van toepassing zijn.

Bovendien hebben de bovengenoemde juridische uitdrukkingen (“alles bijeengebracht” en “universaliteit van eigendom”) niet uitsluitend betrekking op lichamelijke roerende zaken zoals werken en kunstvoorwerpen. Zij hebben ook betrekking op immateriële roerende goederen (aandelen en aandelen op naam van vennootschappen), maar ook op de rechten die aan deze materiële roerende goederen zijn verbonden (bijvoorbeeld auteursrechten, volg- en exploitatierechten). Deze rechten zullen dus moeten worden aangegeven en gewaardeerd om de verschuldigde successierechten te berekenen.

 

Lees: François Derème – Erf- en registratierechten – Erfgoed en kunstwerken – Selected issues – 1e druk 2016 – Larcier – P. 369.

 

Volgens het hierboven gememoreerde algemene beginsel van de belastingheffing is de successiebelasting verschuldigd over de waarde van “al het ontvangene” in de nalatenschap van een inwoner van het Koninkrijk, of over “de algemeenheid van de goederen” van deze nalatenschap, waar deze zich ook bevinden, aldus artikel 15 van het Wetboek van Successierechten (kortweg: C. succ.), dat van toepassing is in Waals Gewest en Brussels Hoofdstedelijk Gewest en (2.7.3.2.1 van het Vlaams Belastingwetboek “CFF”).

In het algemeen doet het er niet toe of de kunstwerken zich in België dan wel in het buitenland bevinden: zij zullen in ieder geval in België belastbaar zijn, hetgeen bovendien aanleiding kan geven tot gevallen van dubbele belastingheffing indien de binnenlandse belastingwetgeving van het land (anders dan België) waar de kunstwerken zich bevinden, deze ook belast (bijvoorbeeld op basis van het enkele criterium dat zij zich op het tijdstip van overlijden op zijn grondgebied bevinden).

Deze algemene regel (neergelegd in de artt. 1-1° en 15 van het Wetboek van Successierechten / 2.7.3.1.1 en 2.7.3.2.1 van het Wetboek van Successierechten) wordt alleen buiten beschouwing gelaten als er een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting bestaat dat van toepassing is op de successiebelasting. Slechts twee landen hebben een dergelijk akkoord met België gesloten: Frankrijk en Zweden.

Volgens artikel 7 van het Frans-Belgisch Verdrag bijvoorbeeld zullen roerende lichamelijke zaken (zoals kunstvoorwerpen) aan successiebelasting worden onderworpen in de staat waar zij zich op de datum van overlijden feitelijk bevinden. Dit is een uitzondering op het beginsel van artikel 15 van het C. succ. (Art. 2.7.3.2.1 C.F.F.). Als we dus het voorbeeld nemen van een persoon die op het ogenblik van zijn overlijden in België verblijft maar kunstwerken bezit die zich tegelijkertijd in Frankrijk bevinden (bijvoorbeeld in een gebouw dat de overledene heeft gehuurd of toebehoort, of in een Frans museum, als bruikleen of als bewaargeving), dan zullen deze kunstwerken aan de Franse successierechten worden onderworpen.

In alle andere gevallen (kunstwerken en kunstvoorwerpen die zich op buitenlands grondgebied bevinden, in een ander land dan Frankrijk of Zweden) komt het recht van belastingheffing toe aan België, met het hierboven vermelde risico van dubbele belastingheffing.

 

Lees: François Derème – Erf- en registratierechten – Erfgoed en kunstwerken – Selected issues – 1e druk 2016 – Larcier – P. 373.