De belastingadministratie is in haar administratieve opmerkingen van mening dat :
” Het beheer van een particulier vermogen onderscheidt zich immers van de uitoefening van een winstgevend beroep of van speculatie, zowel door de aard van het vermogen – onroerende goederen, waardepapieren in portefeuille, roerende zaken (alle goederen waaruit een particulier vermogen normaliter is samengesteld) – als door de aard van de handelingen die in verband met dit vermogen worden verricht: Dit zijn de handelingen die een goede huisvader verricht, niet alleen voor het dagelijks beheer, maar ook voor de verwezenlijking en herbelegging van elementen van een patrimonium, d.w.z. door erfenis, schenking of persoonlijk spaargeld verkregen goederen, of bij herbelegging van vervreemd eigendom. “.
Dit standpunt is ook herhaaldelijk bevestigd door de Advance Rulings Service (DA nr. 2015.057 van 10 maart 2015, DA nr. 2015.250 van 23 juni 2015).
Ook hier werpt het administratieve commentaar op de IRC licht op de zaak:
Nummer 90/5.6: “Speculatie” kan worden omschreven als een transactie waaraan vele risico’s verbonden zijn en waarbij de mogelijkheid bestaat om een grote winst of, in voorkomend geval, een groot verlies te maken als gevolg van prijsstijgingen of -dalingen die zich voordoen.
Het is duidelijk dat het voornemen om te kopen voor wederverkoop een belangrijke factor is die door de administratie wordt aangehouden:
Nummer 90/5.7 van de toelichting bij het Wetboek van de inkomstenbelastingen:
1° Het begrip “speculatie” in de zin van art. 67, 1° WIB (thans art. 90, 1° WIB 92) moet worden beoordeeld naar de bedoeling van elke investeerder, beheerder van een particulier vermogen, om zijn investeringen te doen renderen; het kan dus worden omschreven als een opzettelijke aankoop met het oog op wederverkoop met winst binnen een min of meer lange termijn (Brussel, 28.4.1976 en Cass., 18.5.1977, Dochy Pierre, Bull. 572, p. 591).
2° Speculatie bestaat onder meer in de aankoop van goederen met het risico verlies te lijden, maar in de hoop winst te maken ten gevolge van een stijging van hun marktwaarde (Cass., 15.5.1987, Successie Geldhof, Bull. 675, p. 1483).
3° Speculatie in de zin van art. 67, 1°, WIB (thans art. 90, 1°, WIB 92) bestaat met name in de aankoop van goederen die een risico op verlies inhoudt, maar die wordt verricht in de hoop winst te maken door wederverkoop als gevolg van een stijging van de marktprijs, zonder dat het noodzakelijk is dat deze wederverkoop binnen korte tijd na de aankoop plaatsvindt (Cass., 6.5.1988, D.C.D., Bull. 679, p. 115).
Elk geval is anders en de SDA neemt een besluit na een grondige analyse van de specifieke kenmerken van de aan haar voorgelegde situaties. De elementen die de gerealiseerde meerwaarden in het kader van het normale beheer van een privévermogen hebben doen kantelen, zijn met name: de afwezigheid van een lening die is aangegaan om de cryptocurrencies te verwerven, het feit dat de belastingplichtigen zich niet bezighouden met mijnbouw, de cryptocurrencies lange tijd werden bewaard alvorens te worden verkocht, het beperkte aandeel van de cryptocurrencies in de roerende activa van de belastingplichtigen…
De taak van de administratie, die het bewijs van het bestaan van belastbare inkomsten moet leveren, zal delicaat zijn wanneer de belastingplichtige alleen middelen heeft belegd waarover hij reeds beschikte (erfenis, schenking, herbelegging van goederen die tot zijn privévermogen behoren) in plaats van een beroep te doen op leningen om de goederen te verwerven.
De door de beleggers gevolgde “buy and hold”-strategie is eveneens een doorslaggevend element op grond waarvan de SDA kan concluderen dat de gerealiseerde meerwaarden niet belastbaar zijn.
Belastingheffing als diverse inkomsten is gemakkelijker wanneer de administratie kan aantonen dat de belastingplichtige op het tijdstip van de verwerving niet werkelijk de bedoeling had het goed te behouden, maar om er winst mee te maken, met name omdat tussen de verwerving en de wederverkoop van het goed een korte periode verstrijkt en de meerwaarde aanzienlijk is.
Dit betekent daarentegen dat de winst uit de verkoop van activa belastbaar is indien zij het resultaat is van een winstgevende handeling die deel uitmaakt van een geheel van handelingen die gericht zijn op de beroepsactiviteit van de belastingplichtige.
Dergelijke transacties zijn immers niet het resultaat van een routinebeheer als een goed huisvader, bijvoorbeeld van een aandelenportefeuille.
Deze verplichte verwevenheid tussen de bedrijfsactiviteit en het financiële resultaat ten behoeve van het particuliere vermogen onttrekt het vermogensbeheer aan de categorie van het normale particuliere vermogensbeheer.
Hetzelfde geldt wanneer de administratie de ongewone aard en/of de complexiteit van de verrichte handelingen vaststelt
Indien men van oordeel is dat de transactie geen deel uitmaakt van het normale beheer van een privé-vermogen, bedraagt het belastingtarief dat van toepassing is op de meerwaarde 33% overeenkomstig artikel 171, 1°, a), van het WIB (vermeerderd met de gemeentelijke opcentiemen).
Ten slotte zij gewezen op een zeer interessante jurisprudentie waarin welwillend wordt aangekeken tegen de inspanningen en middelen van de belastingplichtige om zijn vermogen te beheren:
“§4. Complexe vennootschap, opgericht door een kunstenaar – Verkoop van aandelen
Een kunstenaar heeft zijn auteursrechten “op geproduceerde en nog te produceren werken”, alsmede de betwiste vorderingen die hij heeft op SABAM, SACEM en EMI, overgedragen aan een handelsvennootschap die hij in 1978 voor 4.000.000 BEF (100.000,00 €) had opgericht. In de loop der jaren hebben talrijke overdrachten, overnames en buy-outs tussen verschillende ondernemingen plaatsgevonden. Alle activa die via deze vennootschappen werden aangehouden, werden uiteindelijk omgezet in contanten binnen een van hen. In 1996 verkocht de kunstenaar de aandelen die hij in deze vennootschap bezat voor bijna 111.000.000 BEF (ongeveer 2.750.000,00 €).
De administratie is van mening, met name gelet op de complexiteit van de uitgevoerde operatie, dat de door de kunstenaar gerealiseerde meerwaarde op de verkoop van zijn aandelen, in de orde van 107.000.000 BEF (2.650.000,00 €), de grenzen van het beheer van het privévermogen overschrijdt. De fiscus belast deze meerwaarde als diverse inkomsten op basis van artikel 90, 1° WIB 92, tegen een tarief van 33%, vermeerderd met een belastingverhoging van 50% wegens het oogmerk om belasting te ontwijken.
Het Hof herinnert eraan dat de beoordeling van de criteria die het “normale” beheer van een particulier vermogen definiëren, een feitenkwestie is. Zij is van mening dat in casu de complexiteit van de operaties noodzakelijk was omdat de belastingplichtige andere doelstellingen dan winst alleen nastreefde: de continuïteit van de exploitatie van zijn werken verzekeren, elk geschil tussen zijn erfgenamen vermijden, het beheer van zijn vermogen tijdens zijn leven blijven verzekeren en de aanzienlijke schulden die hij was aangegaan, verminderen.
De inschakeling van professionele adviseurs om deze doelstellingen te bereiken en om zo belangrijke, diverse en complexe problemen op te lossen als die waarmee hij werd geconfronteerd, wordt door het Tribunal aangemerkt als “blijk gevend van een gewetensvolle en voorzichtige houding” en niet als “een gedrag dat verschilt van dat van een goed huisvader in dezelfde situatie”. Bijgevolg worden zowel de aanslag als de verhogingen volledig afgewezen.”
Lees: FreDerik FoGli – Belastingheffing over vermogenswinsten en de grenzen van particulier vermogensbeheer – Erfgoed en kunstwerken – Selected issues – 1e druk 2016 – Larcier – P. 322 en de aangehaalde jurisprudentie: Civ . Brussel, 10 oktober 2008, Rôle n° 2004/7683/A, beschikbaar op www.fiscalnet.be.