h
London Office
Quick Contact
Image Alt

De belastingregeling voor rechtspersonen zonder winstoogmerk (IPM)

Abonneren om inhoud te ontgrendelen

Wij delen graag onze gedachten en adviezen over dit spannende en evoluerende onderwerp. Wij willen onze gedachten en adviezen graag op een speciale manier met u delen en als u wilt, kunt u via deze banner inloggen om toegang te krijgen tot de hele site. We zien u graag op onze BLOG (link invoegen) en herinneren u eraan dat ons privacybeleidHIER beschikbaar is. Geniet van uw bezoek en we kijken ernaar uit u weer te zien.

Loading...

De belasting van waardevermeerderingen bij rechtspersonen die zijn onderworpen aan de belasting op rechtspersonen, met inbegrip van de VZW’s, de BZW’s en de stichtingen, is onbestaande omdat de artikelen 220 tot en met 225 van het WIB (betreffende de belasting van niet-vennootschappelijke rechtspersonen) eenvoudigweg niet voorzien in de belasting van waardevermeerderingen op effecten.

Zo wordt in artikel 182 van WIB 92 (inkomsten 2021) het volgende bepaald:“Verenigingen zonder winstoogmerk en andere rechtspersonen die geen winst beogen, worden niet geacht verrichtingen met een winstoogmerk te zijn:

1° geïsoleerde of uitzonderlijke operaties;

2° de verrichtingen die bestaan in het beleggen van de gelden die zij in het kader van de uitoefening van hun statutaire opdracht hebben geïnd;

3° handelingen die een activiteit vormen die slechts bijkomstig gepaard gaat met industriële, commerciële of landbouwactiviteiten of die niet gepaard gaat met industriële of commerciële methoden.”

 

Gelezen: Commentaar op art. 182, ITC 92 (update) .

 

Om de lezer zoveel mogelijk rechtszekerheid te bieden, reproduceren wij hieronder het (bijgewerkte) administratieve commentaar bij dit artikel op basis waarvan NFT’s en andere roerende activa worden belast (of liever niet worden belast) in handen van niet-marktconforme rechtspersonen.

 

op zichzelf staande of uitzonderlijke operaties

Het gaat hier om operaties die niet vaak genoeg worden herhaald om van een “bezetting” te kunnen spreken.

 

Verrichtingen die bestaan in het beleggen van middelen die in het kader van de uitoefening van hun statutaire taak zijn geïnd

Hieronder moet worden verstaan de verrichtingen met betrekking tot roerende of onroerende beleggingen (met inbegrip van de verhuur van onroerend goed in het kader van de sociale activiteit) die zouden worden geacht deel uit te maken van het normale beheer van privé-vermogen (zie de toelichting bij art. 23 en art. 90, WIB 92) indien zij zouden worden uitgevoerd door natuurlijke personen of verenigingen, enz. die geen rechtspersoonlijkheid bezitten.

Wij verwijzen derhalve naar onze opmerkingen hierboven over de criteria die de administratie hanteert om het karakter van normaal beheer van privé-vermogen te behouden.

 

Handelingen die slechts bijkomstig een industriële, commerciële of agrarische activiteit vormen of waarbij geen industriële of commerciële methoden worden gebruikt

De transacties die aan het IPM mogen worden onderworpen, moeten worden opgevat als :

  • of de loutere uitoefening, overeenkomstig de bij de wet of de statuten gestelde regels, van een administratieve werkzaamheid of van een taak van algemeen belang die niet in hoofdzaak betrekking heeft op industriële, commerciële of landbouwwerkzaamheden, noch op het gebruik van industriële of commerciële methoden;
  • of winstgevende activiteiten die slechts bijkomstig zijn ten opzichte van de algemene sociale activiteiten.

Deze bepaling is namelijk ook van toepassing op VZW’s en andere rechtspersonen die geen winstoogmerk hebben en activiteiten uitoefenen die, wegens hun aard, niet als winstgevend worden beschouwd omdat zij een opdracht van algemeen belang vervullen (activiteiten van louter filantropische, liefdadige, spirituele, religieuze of culturele aard). Er is dus geen enkele reden om de VZW’s en andere hierboven genoemde rechtspersonen die zich incidenteel bezighouden met verrichtingen met een winstgevend karakter, met het oog op de verwezenlijking van hun belangeloze en maatschappelijk aanbevelenswaardige doel, aan het ISoc te onderwerpen.

In feite moeten de operaties aan twee voorwaarden voldoen om niet als winstgevend te worden beschouwd, namelijk

  • of geen industriële of commerciële methoden gebruiken;
  • of van ondergeschikte aard zijn.

Deze twee voorwaarden, die jaarlijks moeten worden beoordeeld, moeten afzonderlijk worden beschouwd en kunnen als volgt worden gedefinieerd.

 

ACTIVITEIT ZONDER INDUSTRIËLE OF COMMERCIËLE METHODEN

Onder “industriële of commerciële methoden” wordt verstaan de methoden die in een bepaalde sector gewoonlijk door industriële of commerciële ondernemingen in die sector worden gebruikt.

Uiteraard moet in elk concreet geval worden beoordeeld of een VZW of een andere rechtspersoon die geen winstoogmerk heeft, deze industriële of commerciële methoden toepast.

In dat geval kunnen de volgende beoordelingscriteria in aanmerking worden genomen:

  • de manier waarop reclame wordt gemaakt;
  • de gebruikte verkoop- en distributiemethoden;
  • de aard van de verkregen inkomsten;
  • de aard van de clientèle;
  • personeel in dienst;
  • de wijze waarop de operaties worden gefinancierd.

Er zij echter op gewezen dat :

  1. dat de bovenstaande criteria slechts als voorbeeld worden gegeven;
  2. dat deze criteria niet afzonderlijk maar in hun geheel moeten worden beoordeeld, en dat derhalve geen enkel criterium doorslaggevend kan zijn;
  3. dat het gehele scala van activiteiten van de rechtspersoon in aanmerking moet worden genomen;
  4. dat in sommige sectoren niet alle bovengenoemde criteria van toepassing kunnen zijn, maar dat alleen de voor de betrokken sector relevante criteria moeten worden gehanteerd.

 

EEN ACTIVITEIT DIE SLECHTS BIJKOMSTIGE INDUSTRIËLE, COMMERCIËLE OF LANDBOUWACTIVITEITEN OMVAT

De bijkomstigheid van de uitgeoefende activiteit moet worden beoordeeld in het licht van de gehele belangeloze sociale activiteit van de betrokken rechtspersoon.

Deze voorwaarde moet per geval (d.w.z. per juridische entiteit) worden onderzocht, rekening houdend met de specifieke kenmerken van elk van hen.

Om vast te stellen of een activiteit al dan niet een nevenactiviteit is, kunnen de volgende criteria worden gehanteerd: het correlatiecriterium en het kwantitatieve criterium.

a) Correlatiecriterium

Dit criterium is geldig in gevallen waarin de activiteit een noodzakelijk uitvloeisel is van de voornaamste belangeloze activiteit, d.w.z. wanneer deze laatste onmogelijk wordt gemaakt zonder de uitoefening van de activiteit in kwestie. Deze laatste is dan gewoon een gevolg van de belangeloze activiteit (sociaal, liefdadig, cultureel, enz.) in die zin dat zij alleen samen met deze laatste wordt uitgevoerd, d.w.z. op hetzelfde ogenblik en op dezelfde plaats.

Zo kan bijvoorbeeld het uitgeven van publicaties om bekendheid te geven aan de sociale, culturele enz. doelstellingen van een rechtspersoon als bijkomstig worden beschouwd.

Evenzo kan in beginsel worden aanvaard dat aan het correlatiecriterium is voldaan wanneer de industriële, commerciële of landbouwactiviteit wordt ontwikkeld in het kader van een therapie en voor zover zij een van de essentiële elementen daarvan vormt.

b) Kwantitatief criterium

Voorbeelden van kwantitatieve criteria zijn :

  • het aantal mensen dat in dienst is;
  • het belang van de gebruikte materiële middelen.

Wat het criterium van het aantal werkzame personen betreft, moet een vergelijking worden gemaakt tussen het aantal personen dat voor de uitgeoefende beroepsactiviteit wordt ingezet (1) en het aantal personen dat bij de belangeloze activiteit wordt betrokken.

(1) Personen die in het kader van een therapie door de rechtspersoon worden verzorgd, worden evenwel niet in aanmerking genomen.

Om het aantal personen te bepalen dat aan de vereniging zonder winstoogmerk of de andere rechtspersoon zonder winstoogmerk enerzijds en aan de beroepsactiviteit anderzijds is toegewezen, moet zowel rekening worden gehouden met de effectieve leden van de vereniging zonder winstoogmerk of de andere rechtspersoon zonder winstoogmerk als met het in dienst zijnde personeel, met dien verstande dat personen (effectieve leden of niet) die slechts deeltijds werken, slechts pro parte kunnen worden meegeteld.

Voor de toepassing van dit kwantitatieve criterium is het van belang een weging te maken tussen het aantal personeelsleden dat in de verschillende sectoren wordt ingezet en het gebruik van machines die het aantal personeelsleden dat voor de uitvoering van een bepaalde activiteit nodig is, aanzienlijk kunnen verminderen.

Om de bijkomstigheid van de beroepsactiviteit te beoordelen, moet dus worden uitgegaan van de gebruikte materiële middelen, dat wil zeggen dat een vergelijking moet worden gemaakt tussen enerzijds het belang van de materiële middelen die bij de beroepsactiviteit worden gebruikt (2 ) en anderzijds het belang van de middelen die bij de belangeloze activiteit worden gebruikt.

(2) De materiële middelen die worden gebruikt in het kader van de therapie voor personen die de rechtspersoon onder zijn hoede heeft genomen, worden evenwel niet in aanmerking genomen (zie nr. 182/15)

Indien uit deze vergelijking blijkt dat de omvang van de middelen die worden gebruikt voor de beroepsactiviteit aanzienlijk groter is dan de omvang van de middelen die worden gebruikt voor de activiteit zonder winstoogmerk, is het ISoc in beginsel van toepassing.

Er zij op gewezen dat de administratie niet a priori het gebruik van andere criteria dan de twee hierboven geschetste mag uitsluiten.

Hier kunnen drie sociale voertuigen met verschillende doelstellingen worden onderscheiden:

 

DE ASBL

De VZW kan worden omschreven als “een groep mensen die zich verenigen rond een sociaal doel waarvoor zij de middelen bundelen die zij aanwenden voor de verwezenlijking van acties bestemd voor een doelpubliek en gericht op de verwezenlijking van dat doel” (Ch. BOERAEVE, R. ROSOUX en A. KEEPEN, L’ASBL pour TOUS, Brussel, Ed. KEEPEN, L’ASBL pour TOUS, Brussel, Ed. Corporate Copyright, 2004, p. 76.), is de VZW het sociale vehikel dat het meest geschikt is voor een gemeenschap van individuen die op zoek zijn naar een structuur met zeer lage oprichtingskosten die flexibel en democratisch is. Het is momenteel de enige organisatie die bij onderhandse akte kan worden opgericht en waarvoor dus geen notaris nodig is.

 

DE AISBL

Met dezelfde definitie voegen wij er eenvoudigweg aan toe dat de AISBL perfect van toepassing is op verenigingen waarvan de doelstellingen, activiteiten of leden internationaal zijn. Hoewel haar werkingsregels nog soepeler zijn dan die welke voor de ASBL’s gelden, vereist de AISBL noodzakelijkerwijs een authentieke akte voor haar oprichting en, bovendien, erkenning bij Koninklijk Besluit.

 

De FUNDERING

Zonder leden en dus zonder algemene vergadering, en eenvoudigweg het resultaat van de toewijzing van activa voor een notaris met het oog op de verwezenlijking van een belangeloos doel, is de FOUNDATION ongetwijfeld de meest “vrije” van de drie verenigingen, ook al is daarvoor nog steeds een authentiek document vereist.

Voor de noodzakelijke controle van de bestuurders gelden evenwel bijzondere maatregelen.

Er zij op gewezen dat het nu heel goed bij testament kan worden opgericht en dus de legaten van de overleden stichter kan ontvangen.

 

Gelezen: Guide ASBL, AISBL et fondations door Christophe Boeraeve, Robert Dasnois, Véronique Mélotte.

De ASBL/AISBL of PRIVÉ OF PUBLIEKE STICHTING zal vaak worden gekozen om een collectie kunstwerken of een kunstenaar te promoten.

Zie: https://fondationfolon.be/.

Deze niet-marktconforme rechtspersonen kunnen ook worden gebruikt voor de organisatie van artistieke manifestaties en voor de ontwikkeling en verspreiding van een collectie kunstwerken. Zij kunnen in aanmerking komen voor beurzen en subsidies en voor de vrijwilligersregeling.

 

Lees: La Plateforme francophone du Volontariat – Informer, accompagner et outiller pour un volontariat de qualité.

 

De kunstverzamelaar kan dus kunstwerken aan de rechtspersoon schenken (schenking door authentieke akte of handmatige schenking/onrechtstreekse schenking) of ze bij testament nalaten. Er is een goedkeuringsprocedure door de minister van Justitie ingesteld voor alle schenkingen en giften.